Problemen bij thuisleren groter bij kinderen met ontwikkelingsstoornis
(08-06-2020) UGent-bevraging rond thuisonderwijs toont aan dat ouders verbetering merkten na paasvakantie. Belasting bleef echter groot, zeker voor kinderen met ontwikkelingsstoornis.
In de strijd tegen het coronavirus (COVID-19) werd het onderwijs in Vlaanderen sinds 16 maart op afstand georganiseerd. Ondanks veel inspanningen van zowel scholen, leerlingen, als ouders, bleek uit een eerste bevraging dat thuisonderwijs niet evident was, zeker niet voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis (en hun ouders). De bevraging werd na de paasvakantie herhaald, om eventuele veranderingen in deze tweede periode van thuisleren in kaart te brengen én om naar mogelijke zorgen en problemen te peilen i.v.m. de terugkeer naar de scholen.
Studietijd, begeleidingstijd en ongelijkheid nemen toe
Voor de paasvakantie was een stijging merkbaar in het aantal uur dat kinderen dagelijks spenderen aan thuisleren, ten opzichte van de periode voor de coronamaatregelen. Deze stijging zette zich, voor lagereschoolkinderen, verder na de paasvakantie. Kinderen met een ontwikkelingsstoornis besteedden nog steeds meer tijd aan schoolwerk (2u50 per dag) dan hun leeftijdsgenoten zonder ontwikkelingsstoornis (2u20 per dag). In het middelbaar onderwijs werd geen extra toename in tijdsbesteding gerapporteerd, ten opzichte van de periode voor de paasvakantie. Zij werkten nog steeds gemiddeld 4 uur per dag voor school.
Ook ouders van lagereschoolkinderen investeerden na de paasvakantie, toen officieel met pre-teaching van start werd gegaan, meer tijd per week aan het begeleiden van hun kinderen bij het schoolwerk. Bovendien was deze stijging groter voor ouders van kinderen met een ontwikkelingsstoornis (gemiddeld 9 i.p.v. 7 uur), dan voor de andere ouders (gemiddeld 6 i.p.v. 5 uur). De ongelijkheid tussen beide groepen nam dus nog toe. In het middelbaar onderwijs was geen verschil merkbaar ten opzichte van de eerste periode van thuisleren, al investeerden ouders van kinderen met een ontwikkelingsstoornis hier nog steeds meer tijd aan per week (5u), dan andere ouders (4u). Ouders waren daarbij zowel actief bezig met hun kind, als in de buurt wanneer hun kind zelfstandig werkte.
De meeste specifieke bijkomende ondersteuning (bijles, logopedie, psychotherapie,…) die kinderen kregen vóór de coronamaatregelen was nog steeds vrijwel volledig stopgezet na de paasvakantie. Er was in sommige gevallen wel een toename in live online contact of bv. de mogelijkheid om vragen te stellen aan de begeleider of therapeut.
Scholen maakten vaker gebruik van ‘sociale’ lesmethodes dan voor de paasvakantie
Bij de helft tot drie vierde van de leerlingen werd een gedifferentieerde aanpak gehanteerd door de leerkracht. Niet alle leerlingen van de klas kregen dus dezelfde taken en opdrachten. Dit is reeds een behoorlijk grote groep. Toch gaf een kleine helft van de ouders nog aan dat er tijdens de tweede periode van thuisleren minder rekening gehouden met de ontwikkelingsstoornis van hun kind dan voor de paasvakantie.
Nog grotere nood aan sociaal contact en méér zorgen over schoolwerk dan tijdens de eerste periode van thuisleren
Kinderen maakten zich nog steeds het meest zorgen over de social distancing maatregelen. Ze misten hun vrienden en hadden in de lagere school nog meer behoefte aan sociaal contact dan voor de paasvakantie. Het is dan ook positief dat al deze kinderen binnenkort terug naar school kunnen, en dat ook hobby’s geleidelijk aan terug kunnen opgestart worden. Ook de zorgen over het schoolwerk namen toe in de lagere school. Wie een ontwikkelingsstoornis had, zowel in het lager als het secundair onderwijs, was hier nog meer bezorgd over dan de andere kinderen. De angst voor een coronabesmetting (bij zichzelf of iemand uit de nabije omgeving) daalde enkel in het secundair onderwijs.
Ouders maakten zich na de paasvakantie minder zorgen over het schoolwerk van hun kinderen, behalve als hun kind een ontwikkelingsstoornis had. Ongeveer 60% van hen maakten zich, net als tijdens de eerste periode van thuisleren matig tot ernstig zorgen dat hun kind een leerachterstand zou oplopen. Bij de andere ouders was dat net iets meer dan 30%. Om na te gaan of deze bezorgdheid terecht is, zullen we binnen 6 en 12 maanden zoveel mogelijk ouders opnieuw bevragen. Zo kunnen we onderzoeken of er effectief een grotere leerachterstand werd opgelopen bij kinderen met een ontwikkelingsstoornis, en welke mogelijke andere voorspellers van een leerachterstand zijn. Zorgen van ouders rond social distancing namen net zoals bij de kinderen toe na de paasvakantie. De bezorgdheid om zelf (of iemand uit de omgeving) ziek te worden nam ook bij hen af.
Toegenomen externe druk om thuis voor school te werken
Wanneer gepeild werd naar de motivatie van kinderen, viel op dat de externe druk (“moetivatie”) om te werken voor school, toenam bij leerlingen van het lager onderwijs. Kinderen werkten in vergelijking met de eerste periode van thuisleren nog vaker voor school omdat ze moesten en verondersteld werden dat te doen, niet omdat ze dat wilden.
Problemen bij het thuisleren nog steeds groter voor ouders van kinderen met een ontwikkelingsstoornis
Angst voor besmetting en in te halen leerstof grootste zorgen bij terugkeer naar school
Meer informatie
De vragenlijst werd door 1795 personen volledig ingevuld, waarvan ongeveer 36.7% ouders van kinderen met een ontwikkelingsstoornis (dyslexie, dyscalculie, aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD), autismespectrumstoornis (ASS), coördinatie-ontwikkelingsstoornis (DCD) en/of een taalstoornis). Het volledige onderzoeksverslag kan opgevraagd worden via thuisleren@ugent.be
Aan de hand van twee vervolgenquêtes, binnen ongeveer 6 en 12 maanden, zal nagegaan worden of de periode van thuisleren een impact heeft gehad op een eventuele leerachterstand (of -voorsprong) van de kinderen. Deze vervolgvragenlijsten zullen enkel toegankelijk zijn voor ouders die de eerste en/of de tweede vragenlijst invulden. Zij zullen automatisch via e-mail gecontacteerd worden voor de verdere bevragingen.
- Volg de Facebookpagina van de onderzoeksgroep
- Blijf op de hoogte via de website van de onderzoeksgroep
Contact
Deze bevraging kwam tot stand binnen de vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie, onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen.
- Elke Baten 0496 35 79 85
- Petra Warreyn
- Fieke Vlaeminck
- Marjolein Mués
- Annemie Desoete